2 Thessalonicenzen 3
2 Thessalonicenzen 3
De tweede brief van de apostel Paulus aan de Thessalonicenzen
HSV

Verzoek om voorbede

1Verder, broeders, Matt. 9:38; Efez. 6:19; Kol. 4:3bid voor ons dat het Woord van de Heere zijn loop mag hebben en verheerlijkt mag worden, zoals ook bij u,

2Rom. 15:31en dat wij verlost mogen worden van de slechte en boosaardige mensen. Joh. 6:44Want niet allen hebben het geloof.

Waarschuwing tegen een ongeregeld leven

31 Thess. 5:24Maar de Heere is getrouw, Die u zal versterken Joh. 17:15en bewaren voor de boze.

4En wij vertrouwen van u in de Heere, dat u doet en ook doen zult wat wij u bevelen.

5En de Heere moge uw harten richten op de liefde van God en op de volharding van Christus.Het woord lijdzaamheid dat de SV hier gebruikt betekent vandaag de dag: stille berusting, gelatenheid. Het heeft dus nu nagenoeg dezelfde gevoelswaarde als lijdelijkheid. Dat is absoluut niet de betekenis en de bedoeling van het Griekse grondwoord hupomonè. Dat is de reden dat het woord lijdzaamheid in de herziening het veld heeft moeten ruimen. Het grondwoord betekent: geduld, volharding, uithoudingsvermogen, standvastigheid.

6Vers 14; 1 Kor. 5:11; Tit. 3:10En wij bevelen u, broeders, in de Naam van onze Heere Jezus Christus, dat u afstand neemt van iedere broeder die ongeregeld wandelt en niet naar 2 Thess. 2:15de overlevering die hij van ons ontvangen heeft.

7Want u weet zelf 1 Kor. 11:1; 1 Thess. 1:6,7hoe men ons behoort na te volgen. 1 Thess. 2:10Wij hebben ons immers niet ongeregeld gedragen in uw midden

8Hand. 18:3; 20:34; 1 Kor. 4:12; 2 Kor. 11:9; 12:13; 1 Thess. 2:9en wij hebben bij niemand brood gegeten voor niets, maar met inspanning en moeite werkten wij nacht en dag om niemand van u tot last te zijn.

91 Kor. 9:3,6; 1 Thess. 2:9Niet dat wij de bevoegdheid niet hebben, maar wij handelden zo opdat wij onszelf voor u tot 1 Kor. 4:16; 11:1; Filipp. 3:17; 1 Thess. 1:6een voorbeeld zouden stellen om ons na te volgen.

10Want ook toen wij bij u waren, bevalen wij u dit: als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten.

11Want wij horen dat sommigen onder u ongeregeld wandelen; zij werken niet, maar zijn bezig met nutteloze dingen.

121 Thess. 4:11Zulke mensen bevelen wij en sporen wij namens onze Heere Jezus Christus aan dat zij in alle rust Efez. 4:28aan het werk gaan en hun eigen brood eten.

13En u, broeders, Gal. 6:9word niet moe goed te doen.

14Als iemand niet gehoorzaam is aan ons woord door middel van deze brief, maak hem als zodanig bekend Vers 6; Matt. 18:17; 1 Kor. 5:9en laat u niet met hem in, opdat hij tot inkeer komt.

15En beschouw hem niet als een vijand, maar wijs hem terecht als een broeder.

Groet en zegenbede

16Rom. 15:33; 16:20; 1 Kor. 14:33; 2 Kor. 13:11; Filipp. 4:9; 1 Thess. 5:23Moge de Heere van de vrede Zelf u voortdurend vrede geven op allerlei wijze. De Heere zij met u allen.

171 Kor. 16:21; Kol. 4:18Een eigenhandige groet van mij, Paulus. Dit is een teken in iedere brief. Zo schrijf ik.

18De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.

3

Verzoek om voorbede

1Voorts, broeders, Matt. 9:38. Efez. 6:19. Kol. 4:3.bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren zijn loop hebbe, en verheerlijkt worde, gelijk ook bij u;

2Rom. 15:31.En opdat wij mogen verlost worden van de ongeschikte en boze mensen; Joh. 6:44.want het geloof is niet aller.

31 Thess. 5:24.Maar de Heere is getrouw, Die u zal versterken Joh. 17:15.en bewaren van den boze.

4En wij vertrouwen van u in den Heere, dat gij, hetgeen wij u bevelen, ook doet, en doen zult.

5Doch de Heere richte uw harten tot de liefde van God, en tot de lijdzaamheid van Christus.

Vermaningen

6Vers 14. 1 Kor. 5:11. Tit. 3:10.En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijk broeder, die ongeregeld wandelt, en niet naar 2 Thess. 2:15.de inzetting, die hij van ons ontvangen heeft.

7Want gijzelven weet, 1 Kor. 11:1. 1 Thess. 1:6, 7.hoe men ons behoort na te volgen; 1 Thess. 2:10.want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u;

8Hand. 18:3. 20:34. 1 Kor. 4:12. 2 Kor. 11:9. 12:13. 1 Thess. 2:9.En wij hebben geen brood bij iemand gegeten voor niet, maar in arbeid en moeite, nacht en dag werkende, opdat wij niet iemand van u zouden lastig zijn;

91 Kor. 9:3, 6. 1 Thess. 2:9.Niet, dat wij de macht niet hebben, maar opdat wij onszelven u geven zouden tot 1 Kor. 4:16. 11:1. Filipp. 3:17. 1 Thess. 1:6.een voorbeeld, om ons na te volgen.

10Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat, zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete.

11Want wij horen, dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ijdele dingen doende.

121 Thess. 4:11.Doch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onzen Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid Efez. 4:28.werkende, hun eigen brood eten.

13En gij, broeders, Gal. 6:9.vertraagt niet in goed te doen.

14Maar indien iemand ons woord, door dezen brief geschreven, niet gehoorzaam is, tekent dien; Vers 6. Matt. 18:17. 1 Kor. 5:9.en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde;

15En houdt hem niet als een vijand, maar vermaant hem als een broeder.

Groeten

16Rom. 15:33. 16:20. 1 Kor. 14:33. 2 Kor. 13:11. Filipp. 4:9. 1 Thess. 5:23.De Heere nu des vredes Zelf geve u vrede te allen tijd, in allerlei wijze. De Heere zij met u allen.

171 Kor. 16:21. Kol. 4:18.De groetenis met mijn hand, van Paulus; hetwelk is een teken in iederen zendbrief; alzo schrijf ik.

18De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.