Mattheüs 12
Mattheüs 12
Het heilig evangelie naar de beschrijving van Mattheüs
HSV

Aren plukken op de sabbat

1In Deut. 23:25; Mark. 2:23; Luk. 6:1die tijd ging Jezus op een sabbat door de korenvelden, en Zijn discipelen hadden honger en begonnen aren te plukken en te eten.

2Toen de Farizeeën dat zagen, zeiden zij tegen Hem: Zie, Uw discipelen doen iets Ex. 20:10wat niet geoorloofd is te doen op de sabbat.

3Maar Hij zei tegen hen: Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij honger had, en zij die bij hem waren?

4Hoe hij het huis van God binnengegaan is en de 1 Sam. 21:6toonbroden gegeten heeft, die hij niet mocht eten, evenmin als zij die bij hem waren, Ex. 29:33; Lev. 24:9maar alleen de priesters?

5Num. 28:9Of hebt u niet gelezen in de Wet dat de priesters op de sabbatdagen de sabbat ontheiligen in de tempel, en toch onschuldig zijn?

6Ik zeg u echter dat hier 2 Kron. 6:18Iemand is Die meer is dan de tempel.

7Maar als u geweten had wat het betekent: Hos. 6:6; Micha 6:8; Matt. 9:13; 23:23Ik wil barmhartigheid en geen offer, dan zou u de onschuldigen niet veroordeeld hebben.

8Mark. 2:28; Luk. 6:5Want de Zoon des mensen is Heere, óók van de sabbat.

De man met de verschrompelde hand

9Mark. 3:1; Luk. 6:6En Hij vertrok vandaar en kwam in hun synagoge.

10En zie, er was iemand die een verschrompelde hand had. En ze vroegen Hem: Luk. 14:3Is het ook geoorloofd op de sabbatdagen te genezen? Dit om Hem te kunnen beschuldigen.

11Hij zei tegen hen: Welk mens onder u die één schaap heeft, zal het niet, als het op een sabbat Ex. 23:4; Deut. 22:4in een kuil valt, grijpen en eruit tillen?

12Gen. 1:27Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven! Daarom is het geoorloofd op de sabbatdagen goed te doen.

13Toen zei Hij tegen die man: Steek uw hand uit. En hij stak hem uit, en hij werd hersteld, gezond als de andere.

14Mark. 3:6; Joh. 5:18; 10:39; 11:53De Farizeeën gingen weg en beraadslaagden tegen Hem, hoe zij Hem om zouden kunnen brengen.

De Knecht des Heeren

15Maar Jezus wist dat en Matt. 10:23vertrok vandaar, en veel menigten volgden Hem en Hij genas hen allen.

16Matt. 9:30; Luk. 5:14En Hij gebood hun streng dat zij niet bekend zouden maken Wie Hij was,

17opdat vervuld zou worden wat gesproken is door de profeet Jesaja toen hij zei:

18Jes. 42:1; Matt. 3:17; 17:5; Mark. 1:11; Kol. 1:13; 2 Petr. 1:17Zie, Mijn Knecht, Die Ik uitverkoren heb, Mijn Geliefde, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen en Hij zal aan de heidenen het oordeel verkondigen.

19Hij zal niet twisten en niet roepen, en ook zal niemand Zijn stem op de straten horen.

20Het geknakte riet zal Hij niet breken en de walmende vlaspit zal Hij niet doven, totdat Hij het oordeel uitvoert tot overwinning.

21En op Zijn Naam zullen de heidenen hopen.

Jezus en Beëlzebul

22Matt. 9:32; Luk. 11:14Toen werd er iemand bij Hem gebracht die door een demon bezeten was en die blind was en niet kon spreken; en Hij genas hem, zodat hij die blind was en niet had kunnen spreken zowel kon spreken als zien.Demonen: Er zijn in het Grieks twee verschillende woorden die in de SV allebei met duivel zijn vertaald zodat het onderlinge verschil niet meer zichtbaar is. Dat is in dit geval een gemis, omdat het verschil in betekenis tussen de twee betreffende termen niet zonder relevantie is. Het Griekse diabolos verwijst namelijk naar de duivel zelf, terwijl het woord daimoon betrekking heeft op een engel van de duivel. Vandaar dat besloten is om het eerste woord met duivel te vertalen en het tweede met demon.

23En heel de menigte was buiten zichzelf en zei: Joh. 4:29Is dit niet de Zoon van David?Het Griekse werkwoord existèmi betekent letterlijk buiten zichzelf zijn. Dit duidt gewoonlijk op een buitengewoon sterke verbazing zodat men niet meer weet hoe men het heeft. Het zich ontzetten van de SV heeft in de 21e eeuw voornamelijk een negatieve betekenis en die is hier zeker niet bedoeld.

24Maar de Farizeeën hoorden dit en zeiden: Matt. 9:34; Mark. 3:22; Luk. 11:15Deze drijft de demonen alleen maar uit door Beëlzebul, de aanvoerder van de demonen.Demonen: Er zijn in het Grieks twee verschillende woorden die in de SV allebei met duivel zijn vertaald zodat het onderlinge verschil niet meer zichtbaar is. Dat is in dit geval een gemis, omdat het verschil in betekenis tussen de twee betreffende termen niet zonder relevantie is. Het Griekse diabolos verwijst namelijk naar de duivel zelf, terwijl het woord daimoon betrekking heeft op een engel van de duivel. Vandaar dat besloten is om het eerste woord met duivel te vertalen en het tweede met demon.

25Jezus echter kende hun gedachten en zei tegen hen: Ieder koninkrijk dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en geen enkele stad of geen enkel huis dat tegen zichzelf verdeeld is, zal standhouden.

26En als de satan de satan uitdrijft, dan is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe kan zijn rijk dan standhouden?

27En als Ik door Beëlzebul de demonen uitdrijf, door wie drijven uw zonen ze dan uit? Daarom zullen die uw rechters zijn.Demonen: Er zijn in het Grieks twee verschillende woorden die in de SV allebei met duivel zijn vertaald zodat het onderlinge verschil niet meer zichtbaar is. Dat is in dit geval een gemis, omdat het verschil in betekenis tussen de twee betreffende termen niet zonder relevantie is. Het Griekse diabolos verwijst namelijk naar de duivel zelf, terwijl het woord daimoon betrekking heeft op een engel van de duivel. Vandaar dat besloten is om het eerste woord met duivel te vertalen en het tweede met demon.

28Maar als Ik door de Geest van God de demonen uitdrijf, dan is het Koninkrijk van God bij u gekomen.Demonen: Er zijn in het Grieks twee verschillende woorden die in de SV allebei met duivel zijn vertaald zodat het onderlinge verschil niet meer zichtbaar is. Dat is in dit geval een gemis, omdat het verschil in betekenis tussen de twee betreffende termen niet zonder relevantie is. Het Griekse diabolos verwijst namelijk naar de duivel zelf, terwijl het woord daimoon betrekking heeft op een engel van de duivel. Vandaar dat besloten is om het eerste woord met duivel te vertalen en het tweede met demon.

29Of hoe kan iemand het huis van de sterke binnengaan en zijn huisraad roven, als hij niet eerst de sterke gebonden heeft? En dan zal hij zijn huis leegroven.

30Wie niet met Mij is, die is tegen Mij; en wie niet met Mij bijeenbrengt, die drijft uiteen.

31Mark. 3:28; Luk. 12:10; 1 Joh. 5:16Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden, maar de lastering tegen de Geest zal de mensen niet vergeven worden.

321 Sam. 2:25En wie een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; Num. 15:30; 1 Joh. 5:16maar wie tegen de Heilige Geest spreekt, het zal hem niet vergeven worden, niet in deze eeuw, en ook niet in de komende.

De goede en de slechte mens

33Matt. 7:18Stel dat de boom goed is, dan is ook zijn vrucht goed; of dat de boom slecht is, dan is ook zijn vrucht slecht. Want aan de vrucht wordt de boom gekend.

34Matt. 3:7Adderengebroed! Hoe kunt u goede dingen spreken, terwijl u slecht bent? Ps. 40:11; Luk. 6:45Want uit de overvloed van het hart spreekt de mond.

35De goede mens brengt goede dingen voort uit de goede schat van het hart, en de slechte mens brengt slechte dingen voort uit de slechte schat.

36Maar Ik zeg u Efez. 5:4dat de mensen van elk nutteloos woord dat zij zullen spreken, rekenschap moeten geven Pred. 12:14op de dag van het oordeel.

372 Sam. 1:16; Luk. 19:22Want op grond van uw woorden zult u rechtvaardig verklaard worden, en op grond van uw woorden zult u veroordeeld worden.

Het teken van Jona

38Matt. 16:1; Mark. 8:11; Luk. 11:29; 1 Kor. 1:22Toen antwoordden sommigen van de schriftgeleerden en Farizeeën: Meester, wij zouden van U een teken willen zien.

39Maar Hij antwoordde en zei tegen hen: Een verdorven en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet.

40Jona 1:17; 2:10Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van de grote vis was, zo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten in het hart van de aarde zijn.

41Luk. 11:32De mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel samen met dit geslacht en zullen het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd Jona 3:5op de prediking van Jona; en zie, meer dan Jona is hier!

421 Kon. 10:1; 2 Kron. 9:1; Luk. 11:31De koningin van het Zuiden zal opstaan in het oordeel samen met dit geslacht en het veroordelen, want zij is gekomen van de einden van de aarde om de wijsheid van Salomo te horen; en zie, meer dan Salomo is hier!

Terugkeer van de onreine geest

43Luk. 11:24Wanneer nu de onreine geest uit de mens weggegaan is, gaat hij door dorre plaatsen om rust te zoeken, maar hij vindt die niet.

44Dan zegt hij: Ik zal teruggaan naar mijn huis, waar ik uit weggegaan ben; en wanneer hij komt, vindt hij het leeg, geveegd en opgeruimd.

45Dan gaat hij weg en neemt zeven andere geesten met zich mee, die meer verdorven zijn dan hijzelf, Hebr. 6:4,5; 10:26; 2 Petr. 2:20en wanneer zij naar binnen gegaan zijn, gaan zij daar wonen; en het einde van die mens wordt erger dan het begin. Zo zal het ook met dit verdorven geslacht zijn.

Jezus' echte familie

46Mark. 3:31; Luk. 8:20En terwijl Hij nog tot de menigte sprak, zie, Zijn moeder en broers stonden buiten en zochten Hem om met Hem te spreken.

47Iemand zei tegen Hem: Zie, Uw moeder en Uw broers staan buiten en zoeken U om met U te spreken.Dit vers komt niet in alle Griekse manuscripten voor.

48Maar Hij antwoordde en zei tegen hem die dat tegen Hem zei: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broers?

49En Hij strekte Zijn hand uit over Zijn discipelen en zei: Zie, Mijn moeder en Mijn broeders.

50Joh. 15:14; 2 Kor. 5:16; Gal. 5:6; 6:15; Kol. 3:11 Want wie de wil van Mijn Vader doet, Die in de hemelen is, die is Mijn broeder en zuster en moeder.

12

Jezus en de sabbat

1In Deut. 23:25. Mark. 2:23. Luk. 6:1.dien tijd ging Jezus, op een sabbatdag, door het gezaaide, en Zijn discipelen hadden honger, en begonnen aren te plukken, en te eten.

2En de farizeeën, dat ziende, zeiden tot Hem: Zie, Uw discipelen doen, Ex. 20:10.wat niet geoorloofd is te doen op den sabbat.

3Maar Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen, wat David gedaan heeft, toen hem hongerde, en hun, die met hem waren?

4Hoe hij gegaan is in het huis Gods, en de 1 Sam. 21:6.toonbroden gegeten heeft, die hem niet geoorloofd waren te eten, noch ook hun, die met hem waren, Ex. 29:33. Lev. 24:9.maar den priesteren alleen.

5Num. 28:9.Of hebt gij niet gelezen in de wet, dat de priesters den sabbat ontheiligen in den tempel, op de sabbatdagen, en nochtans onschuldig zijn?

6En Ik zeg u, dat 2 Kron. 6:18.Een, meerder dan de tempel, hier is.

7Doch zo gij geweten hadt, wat het zij: Hos. 6:6. Micha 6:8. Matt. 9:13. 23:23.Ik wil barmhartigheid en niet offerande, gij zoudt de onschuldigen niet veroordeeld hebben.

8Mark. 2:28. Luk. 6:5.Want de Zoon des mensen is een Heere ook van den sabbat.

De man met de dorre hand

9Mark. 3:1. Luk. 6:6.En van daar voortgaande, kwam Hij in hun synagoge.

10En ziet, er was een mens, die een dorre hand had, en zij vraagden Hem, zeggende: Luk. 14:3.Is het ook geoorloofd op de sabbatdagen te genezen? (opdat zij Hem mochten beschuldigen).

11En Hij zeide tot hen: Wat mens zal er zijn onder u, die een schaap heeft, en zo datzelve op een sabbatdag Ex. 23:4. Deut. 22:4.in een gracht valt, die hetzelve niet zal aangrijpen en uitheffen?

12Gen. 1:27.Hoe veel gaat nu een mens een schaap te boven? Zo is het dan op de sabbatdagen geoorloofd wel te doen.

13Toen zeide Hij tot dien mens: Strek uw hand uit; en hij strekte ze uit, en zij werd hersteld, gezond gelijk de andere.

14Mark. 3:6. Joh. 5:18. 10:39. 11:53.En de farizeeën, uitgegaan zijnde, hielden te zamen raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten.

15Maar Jezus, dat wetende, Matt. 10:23.vertrok van daar, en vele scharen volgden Hem, en Hij genas ze allen.

16Matt. 9:30. Luk. 5:14.En Hij gebood hun scherpelijk, dat zij Hem niet openbaar maken zouden;

17Opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende:

18Jes. 42:1. Matt. 3:17. 17:5. Mark. 1:11. Kol. 1:13. 2 Petr. 1:17.Ziet, Mijn Knecht, Welken Ik verkoren heb, Mijn Beminde, in Welken Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen, en Hij zal het oordeel den heidenen verkondigen.

19Hij zal niet twisten, noch roepen, noch zal er iemand Zijn stem op de straten horen.

20Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en het rokende lemmet zal Hij niet uitblussen, totdat Hij het oordeel zal uitbrengen tot overwinning.

21En in Zijn Naam zullen de heidenen hopen.

De godslastering der farizeeën

22Matt. 9:32. Luk. 11:14.Toen werd tot Hem gebracht een van den duivel bezeten, die blind en stom was; en Hij genas hem, alzo dat de blinde en stomme beide sprak en zag.

23En al de scharen ontzetten zich, en zeiden: Joh. 4:29.Is niet Deze de Zoon van David?

24Maar de farizeeën, dit gehoord hebbende, zeiden: Matt. 9:34. Mark. 3:22. Luk. 11:15.Deze werpt de duivelen niet uit, dan door Beëlzebul, den overste der duivelen.

25Doch Jezus, kennende hun gedachten, zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en een iedere stad, of huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet bestaan.

26En indien de satan den satan uitwerpt, zo is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn rijk bestaan?

27En indien Ik door Beëlzebul de duivelen uitwerp, door wien werpen ze dan uw zonen uit? Daarom zullen die uw rechters zijn.

28Maar indien Ik door den Geest Gods de duivelen uitwerp, zo is dan het Koninkrijk Gods tot u gekomen.

29Of hoe kan iemand in het huis eens sterken inkomen, en zijn vaten ontroven, tenzij dat hij eerst den sterke gebonden hebbe? en alsdan zal hij zijn huis beroven.

30Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit.

31Mark. 3:28. Luk. 12:10. 1 Joh. 5:16.Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden; maar de lastering tegen den Geest zal den mensen niet vergeven worden.

321 Sam. 2:25.En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; Num. 15:30. 1 Joh. 5:16.maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende.

Bomen en vruchten

33Matt. 7:18.Of maakt den boom goed en zijn vrucht goed; of maakt den boom kwaad en zijn vrucht kwaad; want uit de vrucht wordt de boom gekend.

34Matt. 3:7.Gij adderengebroedsels! hoe kunt gij goede dingen spreken, daar gij boos zijt? Ps. 40:11. Luk. 6:45.want uit den overvloed des harten spreekt de mond.

35De goede mens brengt goede dingen voort uit den goeden schat des harten, en de boze mens brengt boze dingen voort uit den boze schat.

36Maar Ik zeg u, Efez. 5:4.dat van elk ijdel woord, hetwelk de mensen zullen gesproken hebben, zij van hetzelve zullen rekenschap geven Pred. 12:14.in den dag des oordeels.

372 Sam. 1:16. Luk. 19:22.Want uit uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden, en uit uw woorden zult gij veroordeeld worden.

Het wonder van Jonas

38Matt. 16:1. Mark. 8:11. Luk. 11:29. 1 Kor. 1:22.Toen antwoordden sommigen der schriftgeleerden en farizeeën, zeggende: Meester! wij willen van U wel een teken zien.

39Maar Hij antwoordde en zeide tot hen: Het boos en overspelig geslacht verzoekt een teken; en hun zal geen teken gegeven worden, dan het teken van Jonas, den profeet.

40Jona 1:17. 2:10.Want gelijk Jonas drie dagen en drie nachten was in den buik van den walvis, alzo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten wezen in het hart der aarde.

41Luk. 11:32.De mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen hetzelve veroordelen; want zij hebben zich bekeerd Jona 3:5.op de prediking van Jonas; en ziet, meer dan Jonas is hier!

421 Kon. 10:1. 2 Kron. 9:1. Luk. 11:31.De koningin van het zuiden zal opstaan in het oordeel met dit geslacht, en hetzelve veroordelen; want zij is gekomen van het einde der aarde, om te horen de wijsheid van Sálomo; en ziet, meer dan Sálomo is hier!

43Luk. 11:24.En wanneer de onreine geest van den mens uitgegaan is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust, en vindt ze niet.

44Dan zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, van waar ik uitgegaan ben; en komende, vindt hij het ledig, met bezemen gekeerd en versierd.

45Dan gaat hij heen en neemt met zich zeven andere geesten, bozer dan hij zelf, Hebr. 6:4, 5. 10:26. 2 Petr. 2:20.en ingegaan zijnde, wonen zij aldaar; en het laatste van denzelven mens wordt erger dan het eerste. Alzo zal het ook met dit boos geslacht zijn.

De verwanten van Jezus

46Mark. 3:31. Luk. 8:20.En als Hij nog tot de scharen sprak, ziet, Zijn moeder en broeders stonden buiten, zoekende Hem te spreken.

47En iemand zeide tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders staan daar buiten, zoekende U te spreken.

48Maar Hij, antwoordende, zeide tot dengene die Hem dat zeide: Wie is Mijn moeder, en wie zijn Mijn broeders?

49En Zijn hand uitstrekkende over Zijn discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders.

50Joh. 15:14. 2 Kor. 5:16. Gal. 5:6. 6:15. Kol. 3:11.Want zo wie den wil Mijns Vaders doet, Die in de hemelen is, dezelve is Mijn broeder, en zuster, en moeder.