Het geven van liefdegaven
1Wees op uw hoede dat u uw liefdegave niet geeft in tegenwoordigheid van de mensen om door hen gezien te worden; anders hebt u geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.
2Rom. 12:8Wanneer u dan een liefdegave geeft, laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars in de synagogen en op de straten doen, opdat zij door de mensen geëerd zouden worden. Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al.
3Maar als u een liefdegave geeft, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet,
4zodat uw liefdegave in het verborgene zal zijn; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het Luk. 14:14openbaar vergelden.
Het bidden
5En wanneer u bidt, zult u niet zijn als de huichelaars; want die zijn er zeer op gesteld om in de synagogen en op de hoeken van de straten te staan bidden om door de mensen gezien te worden. Voorwaar, Ik zeg u dat zij hun loon al hebben.
6Maar u, wanneer u bidt, 2 Kon. 4:33; Hand. 10:4ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader, Die in het verborgene is; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
7Als u bidt, 1 Kon. 18:28; Jes. 1:15gebruik dan geen omhaal van woorden zoals de heidenen, want zij denken dat zij door de veelheid van hun woorden verhoord zullen worden.
8Word dan aan hen niet gelijk, want uw Vader weet wat u nodig hebt, voordat u tot Hem bidt.
Het gebed des Heeren
9Bidt u dan zo: Luk. 11:2Onze Vader, Die in de hemelen zijt. Uw Naam worde geheiligd.
10Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op de aarde.
11Geef ons heden ons dagelijks brood.
12En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren vergeven.
13En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de Matt. 13:19boze. Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen.
14Mark. 11:25; Kol. 3:13Want als u de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader u ook vergeven.
15Matt. 18:35; Jak. 2:13Maar als u de mensen hun overtredingen niet vergeeft, zal uw Vader uw overtredingen ook niet vergeven.
Het vasten
16Jes. 58:3; Matt. 9:14; Mark. 2:18; Luk. 5:33En wanneer u vast, toon dan geen droevig gezicht, zoals de huichelaars. Zij vervormen namelijk hun gezicht, zodat zij door de mensen gezien worden als zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u dat zij hun loon al hebben.
17Maar u, als u vast, zalf dan uw hoofd en was uw gezicht,
18zodat het door de mensen niet gezien wordt als u vast, maar door uw Vader, Die in het verborgene is; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
Bezorgdheid
19Verzamel Spr. 23:4; Hebr. 13:5; Jak. 5:1geen schatten voor u op de aarde, waar mot en roest ze verderven, en waar dieven inbreken en stelen;
20maar Luk. 12:33; 1 Tim. 6:19verzamel schatten voor u in de hemel, waar geen mot of roest ze verderft, en waar dieven niet inbreken of stelen;
21want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
22De lamp van het lichaam is Luk. 11:34het oog; als dan uw oog oprecht is, zal heel uw lichaam verlicht zijn;
23maar als uw oog kwaadaardig is, zal heel uw lichaam duister zijn. Als het licht dat in u is, duisternis is, hoe groot is dan de duisternis zelf!
24Luk. 16:13Niemand kan twee heren dienen, want of hij zal de één haten en de ander liefhebben, of hij zal zich aan de één hechten en de ander minachten. U kunt niet God dienen en de mammon.
25Ps. 37:5; 55:23; Luk. 12:22; Filipp. 4:6; 1 Tim. 6:8; 1 Petr. 5:7Daarom zeg Ik u: Wees niet bezorgd over uw leven, over wat u eten en wat u drinken zult; ook niet over uw lichaam, namelijk waarmee u zich kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding?
26Job 39:3; Ps. 147:9Kijk naar de vogels in de lucht: zij zaaien niet en maaien niet, en verzamelen niet in schuren; uw hemelse Vader voedt ze evenwel; gaat u ze niet ver te boven?
27Wie toch van u kan met bezorgd te zijn één el aan zijn lengte toevoegen?
28En wat bent u bezorgd over de kleding? Kijk naar de lelies in het veld, hoe ze groeien; ze werken niet en spinnen niet;
29en Ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet gekleed ging als één van deze.
30Als God nu het gras op het veld, dat er vandaag is en morgen in de oven geworpen wordt, zo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, kleingelovigen?
31Wees daarom niet bezorgd en zeg niet: Wat zullen wij eten? of: Wat zullen wij drinken? of: Waarmee zullen wij ons kleden?
32Want al deze dingen zoeken de heidenen. Uw hemelse Vader weet immers dat u al deze dingen nodig hebt.
331 Kon. 3:13; Ps. 37:25; 55:23Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.
34Wees dan niet bezorgd over de dag van morgen, want de dag van morgen zal voor zichzelf zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.
6
Aalmoezen
1Hebt acht, dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.
2Rom. 12:8.Wanneer gij dan aalmoes doet, zo laat voor u niet trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat zij van de mensen geëerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon weg.
3Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linkerhand niet weten, wat uw rechter doet;
4Opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het Luk. 14:14.openbaar vergelden.
Bidden
5En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne, in de synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.
6Maar gij, wanneer gij bidt, 2 Kon. 4:33. Hand. 10:4.ga in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bid uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
7En als gij bidt, 1 Kon. 18:28. Jes. 1:15.zo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen, dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden.
8Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.
9Gij dan bidt aldus: Luk. 11:2.Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd.
10Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.
11Geef ons heden ons dagelijks brood.
12En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.
13En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den Matt. 13:19.boze. Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid, amen.
14Mark. 11:25. Kol. 3:13.Want indien gij den mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u vergeven.
15Matt. 18:35. Jak. 2:13.Maar indien gij den mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven.
Vasten
16Jes. 58:3. Matt. 9:14. Mark. 2:18. Luk. 5:33.En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden, als zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.
17Maar gij, als gij vast, zalf uw hoofd, en was uw aangezicht;
18Opdat het van de mensen niet gezien worde, als gij vast, maar van uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
Welke schatten te vergaderen
19Vergadert u Spr. 23:4. Hebr. 13:5. Jak. 5:1.geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen;
20Maar Luk. 12:33. 1 Tim. 6:19.vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen;
21Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
22De kaars des lichaams is Luk. 11:34.het oog; indien dan uw oog eenvoudig is, zo zal uw gehele lichaam verlicht wezen;
23Maar indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien dan het licht, dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn!
24Luk. 16:13.Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon.
25Ps. 37:5. 55:23. Luk. 12:22. Filipp. 4:6. 1 Tim. 6:8. 1 Petr. 5:7.Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult; is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding?
26Job 39:3. Ps. 147:9.Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven?
27Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte toedoen?
28En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet;
29En Ik zeg u, dat ook Sálomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest, gelijk een van deze.
30Indien nu God het gras des velds, dat heden is, en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen?
31Daarom zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden?
32Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft.
331 Kon. 3:13. Ps. 37:25. 55:23.Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.
34Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad.