Het eten van offervlees
1En wat de afgodenoffers betreft: wij weten dat wij allen kennis bezitten. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde bouwt op.
2En als iemand denkt iets te weten, dan heeft hij nog niets leren kennen zoals men behoort te kennen.
3Maar als iemand God liefheeft, is hij door Hem gekend.
4Rom. 14:14Wat dus het eten van afgodenoffers betreft: wij weten 1 Kor. 10:19dat een afgod niets is in de wereld Deut. 4:39; Efez. 4:6en dat er geen andere God is dan Eén.
5Want al zijn er ook die goden genoemd worden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde (zoals er vele goden en vele heren zijn),
6Mal. 2:10; Efez. 4:6toch is er voor ons maar één God: de Vader, Rom. 11:36uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en Joh. 13:13; 1 Kor. 12:3; Filipp. 2:11één Heere: Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem.
7Maar niet in allen is deze kennis, want 1 Kor. 10:28sommigen, die in hun geweten tot nu toe niet los zijn van de afgod, eten het vlees als afgodenoffer, en hun geweten, dat zwak is, wordt bevlekt.
8Rom. 14:17Voedsel nu brengt ons niet dichter bij God, want hetzij dat wij eten, wij zijn er bij God niet meer om; en hetzij dat wij niet eten, wij zijn er bij God niet minder om.
9Gal. 5:13Maar let erop dat deze vrijheid8:9 vrijheid - Letterlijk: (vol)macht. van u niet op een of andere manier een aanstoot wordt voor hen die zwak zijn.
10Want als iemand u, die deze kennis bezit, in een afgodstempel aan tafel ziet aanliggen, zal dan zijn geweten, omdat het zwak is, er niet toe aangezet worden8:10 er … toe aangezet worden - Letterlijk: gebouwd worden. om afgodenoffers te eten?
11Rom. 14:15En zal zo de broeder die zwak is door uw kennis verloren gaan, een broeder voor wie Christus gestorven is?Het woord "broeder" wordt niet in alle Griekse manuscripten gevonden.
12Door zó te zondigen tegen de broeders en hen in hun geweten, dat zwak is, te treffen, zondigt u tegen Christus.
13Rom. 14:21; 2 Kor. 11:29Daarom, als het voedsel mijn broeder doet struikelen, dan zal ik in eeuwigheid geen vlees meer eten, opdat ik mijn broeder geen oorzaak geef tot struikelen.
8
Over het offervlees
1Aangaande nu de dingen, die den afgoden geofferd zijn, wij weten, dat wij allen te zamen kennis hebben. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht.
2En zo iemand meent iets te weten, die heeft nog niets gekend, gelijk men behoort te kennen.
3Maar zo iemand God liefheeft, die is van Hem gekend.
4Rom. 14:14.Aangaande dan het eten der dingen, die den afgoden geofferd zijn, wij weten, 1 Kor. 10:19.dat een afgod niets is in de wereld, Deut. 4:39. Efez. 4:6.en dat er geen ander God is dan één.
5Want hoewel er ook zijn, die goden genaamd worden, hetzij in den hemel, hetzij op de aarde (gelijk er vele goden en vele heren zijn),
6Mal. 2:10. Efez. 4:6.Nochtans hebben wij maar één God, den Vader, Rom. 11:36.uit Welken alle dingen zijn, en wij tot Hem; Joh. 13:13. 1 Kor. 12:3. Filipp. 2:11.en maar één Heere, Jezus Christus, door Welken alle dingen zijn, en wij door Hem.
7Doch in allen is de kennis niet; 1 Kor. 10:28.maar sommigen, met een geweten des afgods tot nog toe, eten als iets dat den afgoden geofferd is; en hun geweten, zwak zijnde, wordt bevlekt.
8Rom. 14:17.De spijze nu maakt ons Gode niet aangenaam; want hetzij dat wij eten, wij hebben geen overvloed; en hetzij dat wij niet eten, wij hebben geen gebrek.
9Gal. 5:13.Maar ziet toe, dat deze uw macht niet enigerwijze een aanstoot worde dengenen, die zwak zijn.
10Want zo iemand u, die de kennis hebt, ziet in der afgoden tempel aanzitten, zal het geweten deszelven, die zwak is, niet gestijfd worden, om te eten de dingen, die den afgoden geofferd zijn?
11Rom. 14:15.En zal de broeder, die zwak is, door uw kennis verloren gaan, om welken Christus gestorven is?
12Doch gijlieden, alzo tegen de broeders zondigende, en hun zwak geweten kwetsende, zondigt tegen Christus.
13Rom. 14:21. 2 Kor. 11:29.Daarom, indien de spijs mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet ergere.