Zie toch, mijn vader… Erken en zie dat er in mijn hand geen kwaad of overtreding is… De HEERE zal rechtspreken tussen mij en u.
1 Samuel 24:12gedeeltelijk en 13a
God is Rechter.
Saul verlaat de grot, David ook. David roept Saul, er volgt een bijzondere ontmoeting. Saul kijkt achterom, hij ziet David eerbiedig en beleefd voor zich buigen. Grote onderdanigheid, David bewijst dat er ten onrechte kwaad van hem wordt gesproken, de koning moet zich niet laten ophitsen tegen David. David laat het bewijsstuk van zijn onschuld zien: ‘Zie toch, mijn vader!’ Meteen houdt David het afgesneden kledingstuk omhoog. Dit stuk mantel is het tastbare bewijs dat er totaal geen kwaad tegen Saul bij hem leeft. Goddelozen doen goddeloze daden, maar daadwerkelijk is te zien dat David niet tot de goddelozen behoort. Hij liet zich niet tot het ombrengen van Saul opfokken of verleiden. Geen enkele reden dus om achter David, die niet meer is dan een machteloze hond en een nietige vlo, aan te zitten. De Heere regeert, God is Rechter, Hij bepaalt wie de koning van Israël is en wanneer.
Vraag God om de genade om Zijn hand te zien in beproevingen en vraag daarna om de genade om u aan Gods hand te onderwerpen. (C.H. Spurgeon)