Zorgvuldigheid geboden De Heere roept via Mozes de priesters op om zorgvuldig met de heilige zaken van de Israëlieten om te gaan. Opvallend in dit hoofdstuk is dat de Heere negen keer zegt: ‘Ik ben de HEERE.’ De Heere benadrukt daarmee het belang van deze voorschriften. De priester moeten er rekening mee houden dat de Heere de Oprichter is van het verbond. Hij is ‘de HEERE’. Hij is heilig en juist daarom is zorgvuldigheid van groot belang. De voorschriften hebben betrekking op het eten van voedsel dat aan God is gewijd (‘heilig voedsel’) en vervolgens op de offerdieren. In de laatste verzen accentueert de Heere het belang van deze geboden. Het volk moet Gods geboden houden en ze mogen Gods heilige Naam niet ontheiligen. Dan zal Hij er Zelf voor zorgen dat Hij het volk zal heiligen, zoals Hij hen ook uit Egypte heeft afgezonderd. Opnieuw klinkt de oproep om heilig te leven en tegelijkertijd de woorden: ‘Ik ben de HEERE, Die u heiligt.’ Wat vindt u van de laatste zin uit deze overdenking naar aanleiding van vers 32?